Historie
De stamboom van de schutterijen
Vergelijking tussen schutterijen
Het is inmiddels wel duidelijk geworden, dat de diverse schutterijen, zoals ze thans bestaan, ‘gemeenschappelijke voorouders’ hebben. De wortels van het schutters- en gildenwezen zouden in Vlaanderen en Brabant liggen, waar in het begin van de veertiende eeuw de eerste schutterijen ontstaan zijn. Op zijn beurt wortelt het schutterswezen in de gilden. De stedelijke nijverheid was opgebouwd rondom de ambachtsgilden in de stad. Vanuit Vlaanderen en Brabant is het schutters- en gildenwezen verspreid over de diverse steden. Hier hebben de schutterijen enkele eeuwen lang bepaalde functies vervuld.
Vanuit de steden raakt het schutterswezen verspreid over het platteland. Al in de veertiende eeuw komen wij schutterijen in de dorpen tegen, ook in Limburg. Veel van de plattelandsschutterijen zijn tot op heden blijven bestaan. Ondanks dezelfde herkomst heeft elke streek met z’n schutterijen een eigen ontwikkeling doorgemaakt. Dat de schutterijen heden ten dage niet alle dezelfde verschijningsvorm hebben, blijkt bij een vergelijking tussen de schutterijen, zoals ze vandaag de dag in diverse landstreken en landen voorkomen.
Brabantse schuttersgilden
Als we de Limburgse schutterij met de Brabantse schuttersgilden vergelijken, valt op dat de Brabanders zich doorgaans in gildenkleding vertonen. In de optocht wordt het gilde voorafgegaan door een of twee tamboers met een zware trom. Er wordt niet gemarcheerd, maar de Brabanders schrijden voort op het monotone ritme van de gildentrom. Dikwijls maakt een aantal vendeliers deel uit van het gilde. In Brabant wordt grote waarde gehecht aan oud koningszilver en oude geschriften.
Kempische gilden
In de Kempen komen diverse gilden voor, die gekleed gaan in de blauwe boerenkiel, voorzien van rode zakdoek rond de nek en met zwarte pet. Deze gilden hechten niet zo’n grote waarde aan het uiterlijk vertoon. Zij zijn er voornamelijk voor het eigen dorp en het onderlinge vermaak.
De 'Schützengesellschaften' in België
De zogenaamde ‘Ostkantons’, dit is de Duitstalige streek rond Eupen, kent haar eigen ‘Schützengesellschaften’. Deze gaan vaak gekleed in een zwart kostuum met een hoge hoed op. Een sjerp en diverse medailles completeren het beeld. Deze schutterijen zijn niet voorzien van muziekkorpsen, of men beperkt zich tot een enkele tamboer per vereniging.
Verre verspreiding van het schutters- en gildenwezen
Het schutters- en gildewezen is verder verbreid dan boven beschreven. In Nederland zijn bijvoorbeeld ook schuttersgilden in Zeeland en Gelderland. Internationaal gezien komen wij buiten Nederland, België en Duitsland schutterijen tegen van Noord-Frankrijk, Oostenrijk, Noord-Italië tot in Polen. De stamboom van de schutterijen is dus enorm groot geworden en de takken zijn zeer talrijk en wijdvertakt. Op vele plaatsen, verspreid over met name Noord-West Europa, zijn schutterijen actief. De schuttersboom bloeit als nooit tevoren.
Heropleving van het schutterswezen sinds 1870
Vanaf het midden van de negentiende eeuw vonden er ingrijpende wijzigingen plaats binnen het schutterswezen, die zorgden voor een ongekende bloei. Nieuwe elementen werden toegevoegd en oude elementen werden in een nieuw jasje gestoken.
De invloed van de zware buks en het prijsschieten
De opvallende veranderingen kwamen in de tweede helft van de negentiende eeuw. Op diverse plaatsen werd naast de gebruikelijke activiteiten het prijsvogelschieten georganiseerd. Wie deze vogel afschoot werd niet de nieuwe koning van de schutterij, maar de winnaar kreeg een prijs, variërend van een gebruiksvoorwerp tot geld.
De schutterijen hanteerden achterladers of andere militaire geweren, maar rond 1870 werd als nieuw wapen de zogenaamde zware buks gehanteerd. Deze buks werd niet meer in de optocht meegedragen in verband met het gewicht en de vorm van deze schuttersbuksen. De proppen voor de kogels voor deze geweren werden vanwege de uitzonderlijke maten door de schutters zelf gegoten en hierbij werden hulzen gebruikt, die speciaal voor die zware buks gemaakt zijn.
De kwaliteit van deze wedstrijdbuks zou natuurlijk in de loop der jaren aanzienlijk verbeterd worden met de eigentijdse mogelijkheden tot richtmiddelen, lading en dergelijke, wat natuurlijk ook zorgt voor betere schietprestaties.
Opkomst van het schuttersfeest
Bovendien werden er in deze tijd al schuttersfeesten gehouden, waarvoor de schutterijen in de omliggende dorpen uitgenodigd werden. Bij gelegenheid van deze feesten trok een optocht door het dorp van de organiserende schutterij, waarin naast de deelnemende schutterijen ook de overige culturele verenigingen uit het dorp meetrokken. Na de optocht kwam de schietwedstrijd aan de beurt. Hier werden dikwijls behoorlijke geldprijzen voor uitgeloofd. Het schuttersfeest ontwikkelde zich in sneltreinvaart. Hoewel de schuttersfeeste n in de beginfase slechts incidenteel bezocht werden, binnen een tiental jaren sas dit feest een van de belangrijkste activiteiten van de schutterijen. De deelname van schutterijen nam enorm toe en er werden behalve voor het schieten diverse andere prijzen uitgereikt, zoals voor de beste optocht, de mooiste generaal, de beste tambour-maître enzovoort.
Nieuwe en oude schutterijen opgericht
Er vindt als gevolg van een aantal zaken tegelijk een enorme opleving plaats van het gehele schutterswezen. In het laatste kwart van de negentiende en het eerste kwart van de twintigste eeuw worden zeer veel schutterijen nieuw opgericht of worden oude - niet meer actieve - schutterijen nieuw leven ingeblazen. Op tal van plaatsen steekt het schutterswezen de kop op en worden er meer schutterijen dan ooit tevoren opgericht.
Het Limburgse platteland kende een enorm normen- en waardepatroon dat sterk door het rooms-katholicisme gevoed werd. Bisschop Paredis van Roermond trachtte de invloed van de rooms-katholieke kerk nog uit te breiden en slaagde hier op het platteland het beste in. Met deze uitbreiding van de kerkelijke invloed in het laatste kwart van de negentiende eeuw kregen de schutterijen met de rooms-katholieke kerk een innige band.
Van zondagspak naar uniform
De schutterijen kenden in het verleden vaak een militaire rangindeling. Tegen het einde van de negentiende eeuw gaat de schutterij, die tot dan toe in zondags pak met pet en sjerp gehuld was, zich steeds meer voorzien van militaire onderscheidingstekens.
In Zuid-Limburg vindt deze ontwikkeling vlak na 1900 plaats. Het uniform van de schutterij zorgde voor een saamhorigheidsgevoel, wanneer de schutterij uittrok. De schutterij werd herkenbaar in de optocht van een schuttersfeest als zij in een ander dorp marcheerde en zich tijdens dit feest mat met andere schutterijen. Bovendien was het een uiting van het militaire karakter, dat kenmerkend is voor de Limburgse schutterijen, waar met name in Zuid-Limburg sterk de nadruk op werd gelegd.
Oprichting van de schuttersbonden
Naarmate de grote internationale schuttersfeesten aan populariteit wonnen, werden dergelijke feesten steeds meer en steeds vaker georganiseerd. Om de wildgroei van schuttersfeesten te regelen en om ervoor te zorgen dat de feesten goed georganiseerd werden, werden de eerste schuttersbonden opgericht. De schutterijen, die zich bij een schuttersbond aansloten, verplichtten zich elkaars schuttersfeesten te bezoeken. Volgens een rooster kwamen alle bij de bond aangesloten verenigingen aan de beurt om een schuttersfeest te organiseren. De oudst bekende schuttersbond werd in 1888 in Maasbracht opgericht. In 1896 werd de schuttersbond ‘Eendracht Maakt Macht’ voor de schutterijen in de streek rond Weert opgericht. Dit is de oudste van de huidige schuttersbonden.
De schutters van Noord-Limburg
Er bestond verschil tussen het noorden van Limburg en het zuiden. In de verschijningsvorm uitte zich dit in het feit dat in het noorden van Nederlands-Limburg de schutterijen ettelijke decennia langer in het zondagse pak zijn blijven lopen met sjerp om en pet op. Het duurde vaak tot na de Tweede Wereldoorlog eer deze schutterijen zich volledig uniformeerden. Daarentegen bleken de schuttersbonden in het noorden eerder van de grond te komen, namelijk rondom de eeuwwisseling (1900). In het noorden richtten de schutters zich voornamelijk op het schieten en wellicht dat juist dit de vorming van schuttersbonden in de hand heeft gewerkt. De bond diende aldaar met name om de schietwedstrijden te regelen.
De Belgisch Limburgse situatie
In Belgisch-Limburg zijn de schutterijen geconcentreerd in het noordoosten van de provincie, langs de Maas en in de buurt van de Nederlandse grens. Ook in andere streken van Belgisch-Limburg zijn schutterijen actief geweest met name in de zeventiende en achttiende eeuw, maar deze zijn niet allen blijven voortbestaan. Bij de Belgische schutterijen in het noordoosten, die rond de eeuwwisseling van 1900 actief zijn, zou het eveneens nog tot na de Tweede Wereldoorlog duren eer deze schutterijen het zondagse pak verwisselen voor het uniform. Ook hier heeft het schieten alle aandacht. Met de bonden wil het echter niet zo vlotten, die komen na de oorlog pas definitief van de grond. Dan pas verenigen de schutterijen in noordoost Belgisch Limburg zich in schuttersbonden. Al hebben ze weinig leden en niet veel activiteiten, toch weten de Belgische schutterijen zich door deze moeilijke jaren heen te slepen.
De Zuid-Limburgse schutterijen
In het zuiden van Nederlands Limburg daarentegen zijn de meeste schutterijen rond de eeuwwisseling volledig in uniform. Deze verenigingen zweren echter langer bij het systeem van vrije schuttersfeesten, waarbij de organisator alle schutterijen uit de omgeving uitnodigt. Hierin kwam pas verandering toen na 1900 veel verenigingen van andere aard worden opgericht. Naast de schutterij en het zangkoor kwam er een harmonie of fanfare, een voetbalvereniging, een club wielrenners, een handboogvereniging, een duivenclub. Kortom elke vereniging streefde er naar zoveel mogelijk leden te werven, zodat in veel plaatsen de oude schutterijen op de tweede plaats kwamen. Een andere complicatie was de crisistijd tussen de beide Wereldoorlogen. De mensen hadden niet al te veel geld te besteden en de verenigingen konden met moeite in stand gehouden worden. De vrije schuttersfeesten leverden weinig op. Daarom werd de schuttersbond opgericht: Elkaars bondsschuttersfeesten te bezoeken en samen de moeilijke tijd doorkomen, dat was de drijfveer voor de oprichting van schuttersbonden.
De Oud Limburgse Schuttersfederatie
Door de oprichting van schuttersbonden en de diverse aanpassingen van de reglementen voor het Oud Limburgs Schuttersfeest waren al veel problemen weggenomen, toch bleven er een aantal bezwaren (onder andere Toepassing Hinderwet en Vuurwapenwet) bij de schutterijen en de schuttersbonden over. Op 6 april 1931 werd daarom in Roermond besloten tot het oprichten van een overkoepelende schuttersorganisatie, genaamd 'Limburgsche Schuttersbond'. Het zou echter tot 1937 duren vooraleer deze organisatie, inmiddels omgedoopt tot 'Federatieve bond van schutterijen in Limburg' haar werkzaamheden daadwerkelijk aanving. Door heroprichting en toetreding van twee Belgisch-Limburgse schuttersbonden in 1948, volgde wederom een naamswijziging. De nieuwe naam werd: 'De Federatie van in Nederlands- en Belgisch-Limburg gevestigde Bonden van Schutterijen, Schietverenigingen en Broederschappen'.
Om de schutterijen uit de beide Limburgen volwaardige leden van deze federatie te maken, werd op 4 april 1965 een reglementswijziging doorgevoerd. De federatie kreeg bij die gelegenheid haar huidige naam, namelijk: "Oud-Limburgse Schuttersfederatie" (De O.L.S.).
De 173 Nederlands- en Belgisch-Limburgse schutterijen met de zware buks hebben samen ongeveer 10.000 leden. Zij zijn verder georganiseerd in een van de 9 schuttersbonden. De schuttersbonden behartigen de belangen van de aangesloten schutterijen (Er zijn acht schutterijen met de zware buks in de beide Limburgen die niet aangesloten zijn bij een schuttersbond).
Bron; Limburgs Schutterstijdschrift (1998) extra editie Luc Wolters