Algemeen

De elementen van het schutters- en gildenwezen

Elke schutterij is samengesteld op basis van haar eigen wensen en invloeden, al loopt er wel een rode draad door de samenstelling van de schutterijen heen. De schutterijen zijn onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten militair , historisch en fantasie-uniformen. De keuze voor een bepaald soort uniform is een voorkeur van de schutterij zelf en wordt niet opgelegd door de bond. Hier onderstaand geven wij een uiteenzetting van de samenstelling van schutterijen.

Bordjesdrager

Elke schutterij dient, volgens de reglementen, vooraf te worden gegaan door een persoon met het naambord van de desbetreffende vereniging: de bordjesdrager. Op dat bord dient minimaal de naam van de vereniging en het nummer in de optocht te staan. In voorbije tijden kreeg meestal het zoontje van een der schutters deze functie toebedeeld. Die vond dat wel prachtig, temeer omdat de schutters na afloop meestal collecteerden voor de moeite. Met dat geld was de bordjesdrager voor de rest van de dag ‘mooi zoet’. In de jaren ’70 en ’80 werd de bordjesdrager langzamerhand ‘ingelijfd’ bij de schutterij. Hij kreeg een heus uniform en hij of zij belandde op de lijst van wedstrijdonderdelen. Nu controleert de jury onder andere of de bordjesdrager niet te ver voor de troep uitloopt en geen overdreven passen maakt.

Bielemannen

Hoewel zij in het verre verleden geen functie binnen de schutterij hebben vervuld, zijn de bielemannen heden ten dage een zeer markante verschijning in de optochten. Met berenmuts, baard, blauwe kiel en lederen schort lopen zij voor de schutterij uit. Bijl op de schouder, materiaaltas om de nek. Klaar om waar nodig ‘hindernissen’ op te ruimen. Daarmee vormen de bielemannen een moderne echo uit een grijs verleden, waarin schutterijen kerkelijke processies begeleidden die – naar men veelal ten onrechte aanneemt – door protestanten werden verstoord.

Sappeurs

Wanneer de bieleman in een militair uniform gekleed gaat, noemt men hem een sappeur. Dit zijn schuttersfiguren die afgeleid zijn van de negentiende eeuwse soldaten, die sappen of loopgraven moesten maken en een vrije doorgang waarborgden. Zij werden later als geniesoldaten bij de verbindingstroepen ingedeeld en daar is de verbindende schakel te vinden met de sappeur als ‘wegbereider’ voor de schutterij.

Tamboer-maître

Niet alle drumbands staan onder leiding van de tamboer-maître, maar het is een onderdeel dat niet weggedacht mag worden binnen het schutters- en gildenwezen. Een tamboer-maître leidt zijn of haar korps op een karakteristieke manier, waarbij natuurlijk het showelement ook naar voren komt. Een heuse tamboer-maître toont gezag over zijn korps en weet ook het muzikale werk, dat ten gehore wordt gebracht, juist in te schatten en kan daardoor de juiste commando's geven.

Drumband

Sinds jaar en dag marcheren de schutters en gildenbroeders met ‘vliegend vaandel en slaande trom’ door stad en land. Tot in de twintigste eeuw moet dat letterlijk worden genomen. De schutterijen huurden in de zestiende en zeventiende eeuw bij gelegenheid van processies en andere officiële bijeenkomsten één of enkele tamboers in om het gezelschap ritmisch te begeleiden. Daarin veranderde in de achttiende en negentiende eeuw weinig, zo blijkt uit rekeningen. Gemeten naar het jaarinkomen van de ongeschoolde landarbeider in die tijd, mocht dat zelfs een aardige duit kosten. De drumbands, die de huidige verenigingen met hoorngeschal en welluidende klanken voorgaan, zijn in feite pas na de Tweede Wereldoorlog in zwang geraakt. Afgezien van het feit dat muziek bij marcheren hoort en schutters een ‘natuurlijke’ neiging hebben om op de trom te slaan, moet voor deze ontwikkeling een aantal factoren verantwoordelijk worden geacht. Hoewel hiernaar nog slechts weinig wetenschappelijk onderzoek plaatsvond, mogen we ervan uitgaan dat de opkomst van de muziekgezelschappen aan het einde van de negentiende/ begin twintigste eeuw mede een rol heeft gespeeld. Nadat de Amerikanen tijdens en vooral vlak na de Tweede Wereldoorlog hadden getoond, welk muzikaal spektakel brassbands voortbrengen, was menige schutterij in de jaren ’50 en ’60 definitief verkocht.

Marketentsters

Marketentsters blijven mooi om te zien, maar hebben echter geen historische achtergrond. Sinds het begin van de jaren zeventig begeleiden deze dames de schutterijen. De echte ‘doorbraak’ van de vrouw in de Limburgse schutterij, kwam overigens pas aan het begin van de jaren negentig, toen steeds meer schuttersvrouwen zich een passend kostuum aanmaten en werd tijdens de feesten een apart wedstrijdonderdeel voor hen bedacht. De idee van de marketentsters is afgeleid van de vrouwen, die (vaak met kind en kegel) in de zestiende en zeventiende eeuw achter de legers aantrokken. Het was een mogelijkheid om bij de echtgenoot in de buurt te zijn en hem van zijn natje en droogje te voorzien. Hun ‘rats, kuch en bonen’ moesten de huursoldaten in die dagen namelijk veelal zelf zien te organiseren. De vrouwen maakten van de nood een deugd en boden ook anderen voedsel en drank als koopwaar aan, vandaar de naam ‘marketentster’, die is afgeleid van ‘markentare’ hetgeen verkopen of verhandelen betekent.

Vaandel

Sinds mensenheugenis speelt het vaandel een belangrijke rol, zowel in de samenleving alsook binnen de legers. De Romeinen kenden reeds hun ‘signum bello’ ofwel het strijdteken dat de aanvoerder symboliseerde. Hij vormde de ‘vlag’, waaronder de soldaten zich schaarden. Zolang deze boven het krijgsgeweld wapperde, putte men moed en hoop. Viel het vaandel in handen van de vijand, was alles verloren. Nog steeds symboliseert het vaandel trouw aan en eerbied voor kerk en vaderland. Zonder een proper vaandel mag het gezelschap zich niet eens een schutterij noemen. Op dat vaandel is nagenoeg zonder uitzondering de naam van het gezelschap, de (vermoedelijke) datum van oprichting en een afbeelding van de beschermheilige of schutspatroon geborduurd. Nog steeds is het een ‘doodzonde’ wanneer het vaandel de grond raakt. Slechts de koning(in), paus en bisschoppen mogen bij bijzondere gelegenheden over het vaandel schrijden. De vaandrig bekleedt de laagste officiersrang. Bij sommige verenigingen zit hij tijdens de optocht hoog te paard en ‘laveert’, met name tijdens het defilé, in een zigzagbeweging over straat.

Officieren

Achter het vaandel marcheren de officieren als ‘nazaten’ van de aloude schutten- of broedermeesters. Zij bekleden in tegenstelling tot hun voorvaderen weliswaar niet meer automatisch een functie in het bestuur van de schutterij, maar zijn toch min of meer de ‘meest aanzienlijken’ van het gezelschap. Hun rang kregen zij waarschijnlijk als dank voor jarenlange inzet voor de vereniging, dus mogen zij zich tooien met een fraaie pluim op de hoed, epauletten op de schouders, sjerpen om de heup en gouden biezen langszij de broek. Aan hun riem een sabel. Tot het officierkorps behoren luitenanten, majoors, kolonels en generaals. De sergeant-majoor loopt als tamboer-maître voor de drumband, de vaandrig in het midden en naast de colonne loopt de commandant in de rang van de kapitein.

Koning

De meest markante figuur van de schutterij is zonder twijfel de koning, al dan niet vergezeld van een prachtige koningin. Omhangen met een prachtig palet van zilveren koningsplaten, vormt hij letterlijk en figuurlijk het schitterende middelpunt van de vereniging. En zo wordt hij door de andere schutters ook bejegend. Elke schutter kan koning worden. Naar een eeuwenoud gebruik wordt er jaarlijks door de leden van de vereniging volgens het reglement geschoten ‘op den vogel’. Omgeven met een feestelijk ritueel dat per vereniging verschilt, wordt een stevig blok hout met de (rudimentaire) vormen van een vogel op een hoge stang geplaatst. De laatste tijd moet er vanwege de milieuproblematiek vaak gekozen worden voor een houten plaat, wat toch minder charme heeft. Nadat de ‘oude’ koning en de wereldlijke en geestelijke beschermheer (een notabele uit het dorp en de pastoor) het openingsschot hebben verricht, schieten de leden in volgorde van loting om de beurt net zolang op de vogel, tot een laatste restje overblijft of in het geval van een houten plaat, totdat de houten plaat naar beneden valt. Hij (of zij) mag zich gedurende het komende jaar koning van de schutterij noemen. Er volgt een plechtige inauguratie, met soms een zilveren koningskroon op de schuttershoed. Ook worden de zilveren koningsvogel en de koningsplaten over de schouder gehangen. Na zijn ‘ambtsperiode’ dient de koning een eigen zilveren plaat aan de collectie toe te voegen. In voorbije tijden was dit een van de belangrijkste vormen van kapitaalaccumulatie. Schiet de koning drie keer (achter elkaar) de vogel af, dan wordt hij tot keizer gekroond. Een erefunctie, die hij in principe tot aan het einde van zijn leven behoudt. Zilver wordt goud en in het jaar daarop wordt een nieuwe koning naast de keizer geïnstalleerd.

Geweerdragers

Achter de officieren marcheren de geweerdragers of de soldaten. In rotten van vier (oude exercitie), het geweer aan de rechterschouder, vastgehouden door een gebogen arm met de hand aan de riem of in rotten van drie (nieuwe exercitie) met het geweer over de schouder, gestrekte arm, hand onder de kolf. In wezen loopt hier het kernkorps van de schutterij. Dit zijn de mannen (en in toenemende mate ook vrouwen), die als broeders met elkaar vorm en inhoud geven aan het schuttersgebeuren, want ongedacht rang of stand, een ding staat als een paal boven water: Schutters zijn gelijk.

Uniformen

Over het algemeen neigt de Limburgse schutter naar een militaire snit in de uniformering. Dit heeft minder met het vermeend militarisme te maken, dan met de traditionele accenten, die de verenigingen in de beleving van ‘hun‘ verleden zetten.

vertoonde, verloor de adel haar grip op het platteland en was de weg vrij om tot schutterijen te komen.

 

In de keuze van de outfit herkennen we de twee hoofdtakken die uit de centrale stam van het schutterswezen zijn ontsproten: de beschermers en de broeders. De verenigingen, die hun uiterlijk enten op de beschermende taken, kiezen voor een militaire snit. De schutterijen, die het accent op de broederschap leggen, gaan gekleed in gildekostuums. In Limburg is, mede door invloeden vanuit het militaire Pruisen, de eerste stroming dominant.

Vendelgroepen

Redelijk onbekend binnen het Limburgse schutters- en gildewezen zijn nog de vendelgroepen en vendeliers. Dit in tegenstelling tot onze Brabantse schuttersvrienden. Deze beoefenen de vendelsport op een steeds hoger niveau. BInnen de schuttersbond Juliana zijn er drie vendelgroepen,, te weten de vendelgroiepen van Sint Lambertus Helden, de Bussen Schutten Neer en Sint Urbanus Belfeld.