Broederschap Sint Martinus, de Bussen Schutten Neer

Historie

De gemeente Roggel en Neer is een Midden-Limburgse gemeente die sinds de gemeentelijke herindeling in 1991 bestaat uit drie kernen, te weten, Roggel, Neer en Heibloem. Sinds 2007 behoort Neer tot de gemeente Leudal, ontstaan na een herindeling van de voormalige gemeenten Haelen, Heythuysen, Hunsel en Roggel en Neer.

 

De gemeente maakt samen met de gemeenten Helden, Kessel, Maasbree en Meijel deel uit van het Land tussen Peel en Maas. Het afwisselende landschap tussen het nationaal park De Groote Peel en de rivier de Maas maakt de gemeente Leudal een uitermate aantrekkelijke plaats om te wonen en/of te recreëren.

 

De gemeente kent een goed voorzieningenniveau en is in combinatie met de natuurrijke (en bosrijke) omgeving een plezierige woongemeente. Neer ligt 15 kilometer ten noordwesten van Roermond en kent goede verbindingen met de omliggende gemeenten en o.a. Roermond en Venlo.

 

De Bussen Schutten ‘Broederschap Sint Martinus’Neer

De Bussen-Schutten van Neer zouden volgens de overlevering in 1512 zijn opgericht, bewijzen hiervoor heeft men echter niet. In die tijd maakte de 'Vrijheijt Neer' deel uit van het Graafschap Horne. Tot 1450 is er sprake van de Heerlijkheid Horne, dit was een onderleen van het Graafschap Loon met als centrum de Belgische plaats Borgloon. Jacob I werd in 1450 de eerste Graaf van Horne en het Graafschap Horne werd zelf een leen van het Prins Bisdom Luik evenals het eerder genoemde Graafschap Loon. Het omvatte de plaatsen: Horn, Buggenum, Haelen, Nunhem, Neer, Roggel, Heijthuijsen, Beegden en de huidige Belgische dorpen Geijstingen en Ophoven. De graven van Horne hadden de stad Weert als residentie en het is merkwaardig dat in deze stad de Sint Hubertus-, of Bussenschutten van Weert, ook bij privilegebrief van 1512 door Jacob III, de toenmalige graaf van Horne, zijn 'bevestight'. Dit feit ondersteunt de overlevering dat de Bussenschutten, die ook in 1512 door de graaf van Horne zijn 'bevestight', derhalve reeds voor 1512 zijn opgericht.

 

Bussen Schutten Neer, beschermers van het Heilige Sacrament. Deze eretitel is gebaseerd op een wapenfeit in 1645, waarbij de Bussen Schutten zich volgens de overlevering bijzonder zouden hebben onderscheiden, waarover echter geen enkel archiefstuk rept. De brand van Neer in 1645 staat historisch wel vast; in dat jaar werd er een nieuw schepenzegel van Neer vervaardigd met het opschrift: 'Schepen. S. (siegel) t.(tot) Neer is gemaeckt na den Bra.(brand)'. In 1645, ten tijde van de 80-jarige oorlog, legerden Hessische troepen, huursoldaten van Frederik Hendrik van Oranje, in Neer. Toen de Neerse bevolking weigerde te voldoen aan de geëiste brandschatting, dit was een gedwongen schatting die ten tijde van oorlog aan de bevolking werd opgelegd op straffe van plundering en brandstichting, werd het dorp op 11 augustus aan vier zijden in brand gestoken.

 

Pastoor Stiels, van 1783-1806 pastoor van Neer en historicus, verhaalt hierover: 'Maar nooit is onze gemeente droeviger ongeluk overkomen als in den jare 1645, wanneer de Hessische troepen naar vele dagen overal den meester gespeeld te hebben, ten laetste op den 11 Augustus het dorp in vier hoeken hebben in vuur en vlam gesteld, waarschijnlijk omdat men de geeyste brandschatting niet heeft kunnen opbrengen. Hierdoor is niet alleen het geheele dorp, weinige uitgenomen, maar ook het pastorale huis met alle papieren, documenten, registers zoo van kerk als armen zoo van pastoreele revenuen als gemeentezaken in de asch gelegd. De pastoor Leo van der keer is altoen door de Hessen gevankelijk medegeleid en acht weken tot Nuys in hechtenis gehouden. Tijdens het Graafschap Horne bestond alhier het kasteel Ghoor, waarop een dier Graven zijn verblijf hield. Vervolgens is het overgegaan aan de Heeren van Ghoor en later is het eigendom geworden van Baron de Keverberg d'Aldenghoor. "Het kasteel, bouwvallig geworden zijnde, is geslecht, te welker plaatse thans eene boerenhofstede staat. vele der overblijfsels van het voormalige kasteel zijn thans nog zigtbaar".

 

In het najaar van 1645 hebben deze troepen ook de kloosterkerk van het Norbertinessenconvent 'Keyserbosch' te Neer onteerd en geplunderd. Tijdens de verwoesting en plundering van Neer zouden de Hessen ook de Heilige Vaten uit de parochiekerk geroofd hebben. De toenmalige Neerse Schutterijen, Oude Schutten, Jonge Schutten en Bussen-Schutten, zouden de rovers achtervolgd hebben over de 'Hoogbrug' over de Neerbeek en voorts over het Eiland langs de 'Oude Schans' ' waarschijnlijk een legerschans uit de Spaanse tijd, naar Gendijck. Nabij deze hoeve zou het tot een treffen gekomen zijn, waarbij de Oude Schutten en de Jonge Schutten een 'vreesachtige houding' zouden hebben aangenomen. De Bussen Schutten trokken toen 'onbevreesd' door diens gelederen en versloegen vervolgens de Hessen. De H.Vaten werden heroverd en een gedeelte ervan zou zijn teruggevonden onder de brug naar het Eiland, waaronder ze door de Hessen waren verborgen. Of het verhaal op historische feiten berust, staat niet vast.

 

Wel wordt dit roemruchte wapenfeit thans nog elk jaar herdacht in de Sacramentsprocessie.

 

De beide huidige Neerse schutterijen, Sint Sebastianus of Oude Schutten en de Bussen Schutten, vertrekken niet vanaf de kerk, maar vanuit hun 'port'. Wanneer de processie bij het eerste rustaltaar op het kermisplein, waar de voormalige hoeve 'Spuitjesdom' gelegen was, is aangekomen, trekken eerst de Oude Schutten dwars door de uiteengeweken processie heen. Vervolgens vormen deze een erehaag voor de Bussen Schutten, die stoppen bij de brug over de Neerbeek, totdat de vaandeldrager, met het gezicht richting Allerheiligste, enkele keren rechtsom en linksom met 'de vaan' gezwaaid heeft, ter herinnering aan het feit dat onder deze brug een gedeelte der Heilige Vaten werd teruggevonden. In vroeger tijden gebeurde dit onder begeleidend tromgeroffel. Vanaf de brug trekken de Bussen Schutten vervolgens aan de kop van de processie in de richting van de 'Schans' tot voorbij het tweede rustaltaar, het veldkapelletje van Sint Antonius van Padua. Van de 'Schans' trekt de processie door de Rohrstraat naar Gendijck. De schutterij trekt hier rond de plaats waar vroeger een oude notenboom stond, terwijl 'de vaan' wordt gezwaaid en de trommels roffelen. Volgens de overlevering zouden de Bussen Schutten immers op deze plaats de Hessen hebben verslagen. Bij deze notenboom bevindt zich het derde rustaltaar, de veldkapel van Sint Isidorus. Vervolgens trekt de processie naar de kapel van 'O.L. Vrouw in het Zand', de laatste halteplaats op de terugtocht naar de kerk. In vroeger tijden vormden de Bussen Schutten een erehaag bij de kerk, terwijl de overige schutterijen de kerk binnen trokken met slaande trom en hun plaats innamen aan weerszijden van het 'hoogaltaar'. Wanneer de zegen met het Allerheiligste werd gegeven, roffelden de tamboers van de Oude Schutten en de Jonge Schutten de trommen in de kerk, terwijl door de Bussen Schutten buiten saluutschoten werden gelost, die door het hele dorp luid weerklonken. Deze saluutschoten werden afgevuurd met de 'voorladers' die meerdere schutters in persoonlijk eigendom hadden en die ook gebruikt werden bij het jaarlijkse koningsvogelschieten.

 

Art. 9 uit het reglement van 1920 omschrijft dit als volgt: 'Al de wapenen en uitrusting der Schutterij zullen dan op eenen bepaalde plaats worden gedeponeerd om voor de processie te worden gebruikt'. Ook de historicus J.A.Jolles maakt hiervan melding in zijn werk van 1937, als hij de jaarlijkse sacramentsprocessie beschrijft: 'ten slotte terug tot de kerk. Allen treden binnen, behalve de Busseschutters, die zich links en rechts van de trap opstellen en met geladen geweer blijven wachten tot de pastoor den zegen geeft, wanneer zij een salvo lossen; tegelijkertijd laten de tamboers van jonge en oude schutten, staande ter weerszijden van het priesterkoor, eenen roffel horen'.

 

Onder oorverdovend geluid van de trommen verlieten Oude Schutten en Jonge Schutten daarna de kerk en elke schutterij marcheerde dan afzonderlijk naar hun 'port', waar de vermoeidheid van de lange plechtigheid met een 'eerlijcke dronck' werd weggespoeld. In de voorbije decennia werden enkele zaken op het einde van de processie gewijzigd. De Bussen Schutten vormden samen met de Oude Schutten de erehaag voor het Allerheiligste, de processie werd buiten afgesloten door de zegen met het Allerheiligste. In deze lange tijd is er geen sprake van saluutschoten. Legende of historie? Wat kan men van het wapenfeit van 1645 geloven? Het ontbreken van aanknopingspunten in geschreven bronnen maakt het verhaal erg twijfelachtig. Zelfs pastoor Stiels, die in zijn eerder genoemde 'aantekeningen' de schutterijen van Neer heus niet met twijfels behandelt, zwijgt over dit wapenfeit in alle talen. Er zijn overigens wel meer argumenten aan te voeren om aan de zogenaamde overwinning op de Hessen te twijfelen, aangezien de in het algemeen goed geoefende en bewapende huurlegers geen partij waren voor lokale schutterijen. Ook het feit dat wel de H.Vaten heroverd konden worden, maar dat tegelijkertijd niet voorkomen kon worden dat de pastoor door de Hessen werd weggevoerd, roept de nodige vraagtekens op. Van de andere kant kunnen we echter moeilijk aannemen dat de traditie, zoals hierboven geschetst, zich meer dan drie eeuwen heeft kunnen handhaven wanneer de juistheid van de overlevering ook maar een ogenblik in twijfel getrokken zou kunnen worden. Bovendien is het hoogst twijfelachtig of de Oude Schutten ooit zouden hebben toegestaan dat de Bussen Schutten bij de voor alle schuttersgilden zo belangrijke Sacramentsprocessie dóór hun gelederen mochten trekken, indien deze Bussen Schutten dit voorrecht niet op een of andere wijze verworven hadden.

 

Hoe belangrijk de jaarlijkse sacramentsprocessie voor de Neerse schuttersgilden was, moge blijken uit de betreffende artikelen van resp. Oude Schutten en Bussen Schutten: 'Undt offt saeck weer dat opten prosessien offl opten Ehrweerdigen Sacramentzdaegh eenigh schutt niet mit om en ghiengh ter Ehren Godts und der gansser ghilden der alder schutten der sall verbueren een ton biers'. (Oude Schutten) 'Op H.Sracramentsdaegh sullen alle die gebroeders, noodtsaeck uijtgescheijden, hun voegen om in eijgen persoon onder die gulden mit die processie om te trekken op peene van een halffl tonne biers, maar die eenige officiershalven ofte andersints yet viele te doen, 't welck ter eeren Godts ofte Cieraedt ende welstand der processie meer aentreyfen sullen geexcuseert sijn'. (Bussen Schutten) Deze artikelen geven ook aan dat de processies in Neer niet alleen ter ere Gods werden gehouden, maar ook tot eer van de schutterij strekten in de geest van: hoe meer deelnemers des te hoger het aanzien in de gemeenschap, een vorm van gezonde naijver tussen de twee schuttersgilden die nog steeds bestaat. Het bovenstaande lijkt een bevestiging van de theorie dat de Bussen Schutten het voorrecht bij de Sacramentsprocessie verworven hebben met goedvinden van de overige schuttergilden in Neer.

 

Waarschijnlijk hebben de Bussen Schutten in vroeger tijden wel degelijk de H.Vaten van de kerk van Neer verdedigd en hebben zij zich bij de verdediging dapperder gedragen dan de andere Neerse schuttersgilden. Deze gebeurtenis kan tegelijkertijd met de ramp van 1645 hebben plaatsgevonden. In dat geval zal het treffen zeker niet met een compleet leger of met een grote legergroep zijn geweest, maar waarschijnlijk met een kleinere bende, bestaande uit mogelijk elders gelegerde en op eigen houtje opererende huursoldaten. Verder blijkt uit de artikelenbrief van 1632, dat in vroeger tijden in Neer ter gelegenheid van Sacramentsdag twee processies gehouden werden en wel op Scramentsdag zelf en daags erna op de z.g. 'processievrijdag'. Artikel 29 luidt n.l.: 'Die schutten sullen gehalden sijn gelijckerhand niemandt uijtgescheiden mit die processioen die welcke gehalden woort des anderen daeghs naer H.Sacramentsdaegh mit om te gaen op peene van een halffl tonne biers'.

Neer.182
Neer.194
Neer.195
Neer.196
Neer.186
Neer.191
Neer.192
Neer.185
Neer.189
Neer.179
Neer.190
Neer.180
Neer.181